De Wiel Coerver Trainings Methode
De Wiel Coerver Methode is jarenlang binnen en buiten de landsgrenzen een geroemde voetballeermethode voor jeugdvoetballers. Accent bij deze leermethode is generaliserend gesteld voor 99% gericht op de balbeheersing. Ondertussen heeft de KNVB de Zeister Visie onder de aandacht gebracht. Een Jeugdvoetbal opleidingsplan dat nog wel gebruik maakt van de Wiel Coerver Methode maar het niet meer centraal stelt. Omdat deze visies regelmatig opduiken in de voetbalwereld en veelvuldige discussies tot gevolg hebben, een beknopte uitleg van beide visies.
Accenten hedendaags voetbal volgens Wiel Coerver
Ik heb ondanks mijn succes in vele landen, nog steeds geen trainer bezig gezien, die de jeugd opleidt met baltechnieken (die topspelers benutten om uit te blinken), en ze zo vaak liet herhalen tot zij die technieken ook beheersen. Naar aanleiding van dit trieste feit moeten we de individuele en offensieve kwaliteiten van de topspelers analyseren en deze aan de jeugd aanbieden door regelmatig en gericht te oefenen; zodat het attractieve in een wedstrijd centraal staat. Hiervoor komen de mensen immers naar het voetbal kijken, niet om het kick en rush of werkvoetbal. Samenvattingen op de televisie komen geflatteerd over doordat die schaarse hoogtepunten in een paar minuten zijn samengeperst, en omdat het restant van de speeltijd slaapverwekkend was. Op het hoogste niveau overheerst fysieke kracht, moeten de spelers zich ondergeschikt maken aan de te volgen tactiek, mogen ze geen risico nemen omdat balverlies ten koste van alles moet vermeden worden. De fysieke en conditionele gesteldheid van de spelers zijn de laatste jaren bijzonder opgevoerd maar hun technische en creatieve ontwikkeling hebben nagenoeg stilgestaan.
Onze velden worden bevolkt met middelmatige werkvoetballers die bedreven zijn in het uitschakelen van hun directe tegenstander, maar die eens ze in balbezit zijn, een machteloze indruk maken. Het is voor onze trainers eenvoudiger een speler op te leiden om de tegenstander het scoren te beletten, in plaats van spelers die met oogstrelende acties scoringskansen creëren tegen een muur van conditionele verdedigers. Als kijkspel wordt voetbal steeds oninteressanter, maar ook om zelf te voetballen wordt het niet leuker op, de jeugd haakt af en kiest voor andere sporten, waar wel progressieve trainingsopvattingen worden gehanteerd.
Tijdens de voetbaltrainingen tref ik de gekste dingen aan. De voetbaljeugd die staat te popelen om zoveel mogelijk technische vaardigheden met de bal aan te leren, wordt voortdurend lastig gevallen met stretchoefeningen, rondjes rond het veld, om paaltjes sprinten, enz. Tijdens de tennistrainingen zie ik geen tennissers over het net springen, of zwemmers of turners die rond het zwembad of turnzaal hollen. En wanneer bij onze voetballers er eigenlijk ballen op het veld verschijnen moeten ze minuten lang wachten tot ze een beurt krijgen. (filetrainingen). De jeugd ontdekt andere dingen die leuker zijn dan op een voetbalveld achter een bal aan te hollen, zodat het leerproces stagneert. Succes met de bal, is de reden waarom een bepaalde sport met plezier wordt beoefend.
Men kan blijven praten in technische commissies, studie- en adviesgroepen, nog meer rapporten samenstellen, met trainingsschema's zwaaien; wanneer men de jeugdopleiding van een voetballer analyseert en vergelijkt met andere sporten, kom je tot de conclusie dat de voetballerij hopeloos faalt. De jeugd moet opgeleid worden door trainers die alle onderdelen foutloos kunnen voordoen, schijn- en passeerbewegingen of andere baltechnieken van Pele, Cruijff, Maradonna, Romario, Van Basten, enz.
In andere sporten is het aantal herhalingen om een bepaalde techniek foutloos te leren spectaculair vermeerderd. De gemiddelde jeugdspelers heeft slechts enkele minuten daadwerkelijk balcontact per week, en daarbij leren ze nog hoe ze een ander het voetballen onmogelijk moeten maken. Mensen die beweren dat voetbal simpel zou zijn, begrijpen er niets van. Voetbal is alleen simpel voor de weinige topspelers die zich met hun superieure technische vaardigheden, op snelheid, in een kleine ruimte, onder druk, meerdere tegenstanders moeiteloos kunnen passeren. Daarbij worden deze spelers niet betaald om ballen te heroveren, werkvoetbal te brengen, maar om toeschouwers naar het voetbal te brengen.
Ondanks dat voetbal een collectieve sport is moeten we de individuele kwaliteiten van een speler benutten, om met de bal aan de voet te leren domineren over hun tegenstander. Zij die nog steeds verkondigen dat spel- en wedstrijdvormen de basis van een jeugdopleiding zijn, moeten maar eens ontdekken hoeveel uren intensief trainen noodzakelijk zijn om met de baltechnieken van de sterspelers in een moeilijke 1 tegen 1 situatie de bal in het bezit te houden. NEE, de backs en de vrije verdediger mogen niet over de middellijn komen, de voorstopper moet zich vastbijten in de spits, bij balverlies moet iedereen zich terug trekken voor het eigen doel, in balbezit moet risico absoluut vermeden worden, ieder potentiële persoonlijkheid moet zich ondergeschikt maken, want winnen is voor de meeste trainers belangrijker dan de technische creatieve ontwikkeling van de spelers.
Bij selectiewedstrijden let men alleen maar op fysieke kracht, atletisch vermogen en dat deze spelers 10 jaar later zich nog steeds handhaven op de fysieke kwaliteiten, interesseert kennelijk niemand zolang er maar gewonnen wordt. En dan vraagt men zich af waarom voetbal steeds minder een boeiende en aanvallende sport aan het worden is.
De oplossing
De trainerscursussen die zijn samengesteld, puilen uit van pietraat over tactische concepten, wedstrijdanalyses en systemen die de spelers in aanvallend opzicht toch niet kunnen uitvoeren door een groot gebrek aan offensieve kwaliteiten. De docenten weten alles over een Coopertest, parcourstrainingen, circuittrainingen, intervaltrainingen, en andere fysieke en conditionele trainingen, die de cursisten zich eigen moeten maken. Geen enkele techniek is met een stopwatch of via een fluitsignaal te leren. Voor alles wat via een fluitsignaal of stopwatch is ontwikkeld, is nog nooit iemand naar een voetbalwedstrijd komen kijken. Topspelers en topteams zijn dus niet afhankelijk van een specifieke fysieke opleiding, zelfs de toptrainers, die een schitterende voetbalcarrière achter de rug hebben zijn afhankelijk van de kwaliteiten van hun spelers. Door hun aangeboren talenten hebben ze weinig begrip voor de minder begaafden, die om in een bepaald onderdeel uit te blinken, uren moeten oefenen. Ook al hebben de toptrainers er de tijd voor, ze missen de inspiratie, overtuigingskracht en het geduld om spelers op te leiden die hun ideeën in de praktijk kunnen uitvoeren. Ondanks het feit dat het maken van schijn- en passeerbewegingen het kenmerk is van alle topspelers, is er nog nooit iemand uitgeput de kleedkamer binnengekomen na een training van deze bewegingen. Dit ontkracht ook het gezegde van al die trainers die trots vertellen, dat ze alles met de bal trainen en na de training de jeugd voldoende tijd geeft om te herstellen.
Technisch zwakke spelers moeten niet hard trainen, ze moeten een bepaalde techniek zo vaak herhalen, tot ze deze met een minimum aan inspanning kunnen uitvoeren. Daarna kan zo'n oefening op volle snelheid, met weerstand en met een tegenstander, worden herhaalt dat men de ideale wedstrijdconditie er spelend door verwerft. Helaas is de werkelijk anders, als de spelers doodmoe, meestal van onpersoonlijke en onrealistische trainingen, de kleedkamer binnen strompelen, is coach, trainer, manager, bestuur, tevreden. Niemand vraagt zich blijkbaar af of de spelers daadwerkelijk iets hebben bijgeleerd.
Ondanks deze vaststelling, is er nog veel te weinig zelfkritiek, altijd lag de fout bij de jeugd, de een was te langzaam, de andere te weinig techniek, inzicht, mentaliteit enz.... Niemand realiseert zich blijkbaar dat ze zelf niet in staat zijn geweest deze tekortkomingen op te heffen. Tussen praten en doen ligt in de voetballerij een wereld van verschil. Wanner je als trainer niet intensief en gericht hebt geoefend om alles ZELF onder de knie te krijgen, kun je het onmogelijk op anderen overbrengen. Daarom kun je al die mensen die zich met de jongste jeugd bezig houden, weinig verwijten.
Diegenen die bij de nationale voetbalbonden verantwoordelijk zijn voor de trainers opleidingen moeten de hand in eigen boezem steken en het eigen belang niet langer laten doorwegen. De tijd is nog nooit zo rijp geweest om hier verandering in te brengen want de bibliotheek met onrealistische oefenstof en geestdodende tactische concepten is boordevol. Men moet er eindelijk toe overgaan, trainers op te leiden, die in staat zijn vooral de jeugd de nodige kwaliteiten bij te brengen die onmisbaar zijn met attractieve en individuele acties, openingen en scoringskansen uit te spelen.
Om dit bij de jeugd zo jong en zo goed mogelijk te realiseren, moeten ze zich in VIER onmisbare onderdelen bekwamen :
1. Het verwerven van een veelzijdige dynamische balvaardigheid.
2. Zo sterk worden in de moeilijke één tegen één situaties.
3. Zo goed mogelijk individueel en met behulp van medespeler(s) over de tegenstanders heengaan.
4. Zoveel mogelijk scoringskansen creëren.
De opvolging
Het spreekt vanzelf dat de één beter en sneller leert dan de ander, de snelheid van ontwikkeling hangt af van het talent, soepelheid, maar vooral van het ontwikkelen, het kweken van het talent om gericht en regelmatig, vooral zelfstandig, te oefenen, hetgeen een enorme belangrijke rol speelt bij deze opleiding.
Dat je nergens de jeugd ZELFSTANDIG aan de technieken met de bal van de beste spelers ziet oefenen, ondanks het feit dat ze dolgraag vedette willen worden, komt beslist niet vanwege hun vermeende luiheid, maar doordat dit niet bij hun club gebeurt, weten ze niet hoe het moet.
Wegens een groot gebrek aan balgevoel en voetbalcoördinatie gaat het oefenen in het begin voor die ontelbare minder begaafden niet gemakkelijk, daarom zijn bewegingen met de bal voor deze beginperiode bewust eenvoudig gehouden, zodat de jeugd vanaf 5 jaar het leren kan. Zodra ze over deze moeilijke beginperiode heen zijn gaat alles veel gemakkelijker en zullen zij met hun onblusbare energie spelenderwijs een veelzijdige balvaardigheid verwerven.
Hiervoor zijn de bewegingen met de bal ingedeeld in 2 categorieën. De eerste categorie waarmee de 5- en 6-jarigen reeds beginnen te oefenen hebben als doel, het balgevoel, de beweeglijkheid en het snel voetenwerk aan de bal te ontwikkelen. Vooral de 8-en 9-jarigen zijn leergierig, ze willen zoveel mogelijk "aan de bal leren" van hun idolen om trots te laten zien wat ze al met de bal kunnen doen. Hierdoor leren ze op deze leeftijd ook reeds de wedstrijdechte bewegingen zoals de topspelers. Met hun fantasie, verbeeldingskracht en vindingrijkheid, die hun leeftijd eigen is, benutten zij reeds spontaan enkele van deze bewegingen in kleine partijtjes, waardoor onbewust de basis wordt gelegd voor hun creatieve ontwikkeling.
Grote wedstrijden hebben dan ook voor 8-9-jarigen nog weinig nut, zelfs bij 7 tegen 7 is het balbezit te beperkt. Laat ze op deze leeftijd op TRAINING , 4 tegen 4 of hooguit 5 tegen 5 oefenen, waarbij niet de uitslag maar het maken van zoveel mogelijk creatieve acties belangrijk is. Deze partijtjes moeten elke 10 of 15 minuten afgewisseld worden met ontspannende baloefeningen, waarbij ze tevens weer op adem komen. Vanaf ongeveer 6 jaar tot het begin van de puberteitsjaren is de beste leerperiode voor een dergelijke ontwikkeling, en na deze leeftijd moeten de kwaliteiten optimaal verder opgebouwd worden, hetgeen de spelers trouwens gemakkelijker afgaat, zowel lichamelijk als geestelijk.
Al de trainers die over hun eigen benen struikelen als ze een beweging met de bal moeten demonstreren, omdat ze het niet kunnen opbrengen, ze door intensief oefenen aan te leren, doen er goed aan de vele voordelen die het verwerven van een balvaardigheid bij de jeugd oplevert, eens goed te analyseren. Met een beetje zelfkritiek wordt dan ontdekt, dat ze misschien in staat zijn om te coachen, of een elftal in conditie te brengen, maar dat ze bij het opleiden van attractieve, technisch creatieve voetballers, weinig of niets te zoeken hebben.
De voordelen
De vele voordelen die uit de Coerver-methode kunnen gehaald worden zijn hierboven meerdere malen beschreven, toch moeten we vijf aandachtspunten onderstrepen.
1. Wie sterk is aan de bal, kan ook de mogelijkheden van zijn medespelers gemakkelijk overzien. Een speler met veel tactisch inzicht is uiteraard machteloos als hij het technisch niet kan uitvoeren. Hoe meer technieken en speler verwerft, hoe meer mogelijkheden hij heeft om het meeste resultaat uit een wedstrijdsituatie te halen waarbij hij betrokken is.
2. Tijdens balvaardigheidoefeningen schommelt de polsslag meestal rond de 120 slagen per minuut, waardoor onbewust zonder rondjes te lopen, een prima basisconditie wordt verworven. Later kan men de oefeningen op snelheid en met tegenstanders zo vaak herhalen dat men er spelenderwijs een aan het echte voetbal aangepaste conditie mee verwerft.
3. De hoeveelheid van de bewegingen staat garant voor dat men elk onderdeel, zoals richtingveranderingen, draaiingen en wendingen met de bal, het afschermen en vrijspelen van de bal, het dribbelen, drijven, tegenstanders de verkeerde kant opsturen en over hen heengaan, gevarieerd en doelgericht kan oefenen, waarbij de spelers vanzelf ontdekken met welke bewegingen ze het meeste succes hebben in een bepaalde situatie en die ze constant kunnen gebruiken.
4. Bij het oefenen van balvaardigheid en balperfectie wordt de jeugd geen moment beziggehouden met onrealistische oefeningen, iedere beweging heeft een duidelijk en gericht doel, mede door het succes wordt de interesse (vooral in het zelfstandig oefenen) gestimuleerd
5. Wie sterk is aan de bal, heeft zelfvertrouwen, eist hem op, past zich niet aan maar wil zelf bepalen wat er met de bal gebeurt. Ze staan nu als het ware reeds te popelen om met de bal aan de voet de baas te spelen over hun tegenstander.
Een tegen een situatie
Alle topspelers hebben van jongsaf aan hun balvaardigheid al pingelend benut om met de bal aan de voet hun directe tegenstander uit te schakelen. Natuurlijk hebben de zes- en zeven jarigen al vanaf hun eerste training in kleine partijtjes de één tegen één situatie zonder veel resultaat geoefend en is er bij de acht- en negen jarigen, vanaf het moment dat ze een wedstrijdechte beweging beheersen, een tegenstander ingeschakeld. Hierbij fungeerde deze echter meer als partner om de beweging ook met een tegenstander in de buurt op het juiste moment te leren toepassen. De weerstand van deze tegenstander of partner is hier geleidelijk opgevoerd. Voor de ontwikkeling van hun zelfvertrouwen en zelfbewustzijn is het heel belangrijk de weerstand steeds op te voeren: hoe beter iemand zich in een bepaald onderdeel ontwikkelt, hoe meer tegenstand hij krijgt. Om zo sterk mogelijk te worden in dit moeilijke onderdeel zijn hier niet alleen de bewegingen om de bal af te schermen, vrij te spelen of een tegenstander alle richtingen op te sturen, onmisbaar, maar ook de beweeglijkheid en de souplesse, de handelingssnelheid aan de bal en het snel voetenwerk, om de bal elke fractie van een seconde te controleren en onbereikbaar te maken voor de tegenstander. Omdat dit intensieve oefeningen zijn moet het met kaatsers gebeuren, waarmee zonder onderbreking regelmatig kan worden gewisseld, terwijl ze elke 10 of 15 minuten moeten worden afgewisseld met ontspannende baloefeningen of spelvormen. Bij de kleine partijtjes die tijdens het intens oefenen van dit onderdeel worden gespeeld, is de weerstand "wedstrijd echt" , zonder dat de tegenstander er een gevecht om de bal van maakt.
De Tegenstander oprollen
Na het beheersen van de bal en de tegenstander is dit de logische volgorde van oefenen om in dit voor de attractiviteit en productiviteit zo belangrijk onderdeel zo sterk mogelijk te worden. Topspelers beheersen dit onderwerp perfect, ze benutten balbezit om met snelle individuele of collectieve acties hun tegenstander te omzeilen en scoringskansen te creëren of tot scoren te komen. Zij hebben zelden of nooit de bal ingeleverd, maar steeds opnieuw geprobeerd het beste resultaat te behalen uit elk balbezit. Dit is de reden waarom zij wel een topper zijn geworden, terwijl die ontelbare die de bal steeds hebben ingeleverd, of dit van hun trainer verplicht waren, nooit boven de grijze middelmaat zijn uitgekomen. De jeugd heeft in de voorafgaande twee onderdelen zoveel zelfvertrouwen, zelfbewustzijn, lef en flair aan de bal verworven, dat ze niets liever oefenen dan via individuele acties, overlapping, één - twee, en andere combinaties , tegenstanders passeren. Ook al leiden ze hierbij vaker balverlies, steeds opnieuw worden ze aangemoedigd om met moed en risico deze acties te maken om tegenstanders achter de bal de krijgen. Met de bal in de breedte te spelen lukt dit nooit. Mocht er desondanks nog een speler zijn die onzelfstandig en onpersoonlijk inlevert, dan moet hij een rondje om het veld lopen tot hij beseft dat hij zowel met het lopen van rondjes als met ballen inleveren nooit uitgroeit tot een waardevolle voetballer.
Scoren
Wie alle onderdelen onder de knie heeft, is in staat zonder toeval (kick and rush)) scoringskansen uit te spelen. Om deze zo effectief mogelijk te benutten, moet men over een prima kop- en schiettechniek beschikken. Overal zie je technisch zwakke spelers op doel schieten, hetgeen weinig nut heeft, omdat deze spelers met hun gebrekkige techniek zelden of nooit een schietkans kunnen forceren, zeker tegen een overmacht aan verdedigers.
Nadat het koppen en het schieten zo goed mogelijk zijn beoefend, worden alle technieken uit de voorgaande onderdelen, zoals het vrijspelen van de bal, het passeren, overlappen, een-twee, enz, intensief getraind met afwerken op doel. Nu ze in deze offensieve technieken sterk zijn, moeten ze met lef, moed en een groot hart, acties maken en afwerken.
Het individueel en collectief verdedigen moet echter pas volledige aandacht krijgen als de jeugd de baltechnieken voldoende beheerst. Men kan het niet vaak genoeg herhalen, verspil de kostbare energie van de jeugd niet aan onrealistische oefenstof , het vechten om de bal om ook anderen het leren voetballen onmogelijk te maken. Een elftal met spelers zonder veel aanvalskracht is een kleurloos en doods elftal. Niet de hoeveelheid opererende spitsen bepaalt of het elftal succesvol aanvallend voetbal speelt, maar de offensieve kwaliteiten van de spelers en het benutten van die kwaliteiten, bepalen hier de wedstrijd. Zoals alle spel- en wedstrijdvormen zonder doelen worden gespeeld, met kaatsers of spitsen die altijd onderweg zijn om voor de speler in balbezit ruimte te creëren, waardoor ze steeds twee mogelijkheden hebben om over de tegenstander heen te gaan, worden alle grote wedstrijden gespeeld met één spits en zoveel mogelijk van achteruit komende aanvallers.
Deze snelle beweeglijke spits die, doordat hij hiervoor de ideale ruimte heeft, zowel in de lengte als in de breedte, is hierdoor moeilijk uit te schakelen. Nog moeilijker uit te schakelen zijn alle andere spelers, die direct als de gelegenheid zich voordoet met snelle individuele acties en combinaties van achteruit komend, naast deze spits opduiken of voorbij sprinten. Als je met vaste vleugelspitsen speelt, laat je weinig of geen ruimte voor deze op volle snelheid komende spelers uit de tweede of derde lijn, die zich door niets of niemand laten ophouden en daarom veel moeilijker uit te schakelen zijn dan deze vleugelspitsen.
Ideaal is tevens dat de drie basisvoorwaarden om zo'n succesvoetballer te worden, techniek, inzicht en persoonlijkheid, altijd vooropstaan. Hoe meer technische kwaliteiten, hoe beter men de situatie kan oplossen. Zoals alle topspelers moet ook de jeugd steeds trachten met haar techniek het best mogelijke resultaat te halen uit de situaties waarbij zij betrokken raakt en ook haar tactisch inzicht zo goed mogelijk gestalte te geven. Een twijfelaar, een onzelfstandige speler kan nooit over persoonlijkheid en een prima wedstrijdmentaliteit beschikken, waardoor hij zelden het beste resultaat kan halen uit een gegeven situatie, ook al is hij technisch en tactisch sterk.
De trainer die de opleiding "mentaliteit" doceert, is niet alleen technisch en tactisch bezig. Vanaf de eerste training worden positieve gewoontevormingen, zoals sportiviteit, zelfdiscipline, zelfstandigheid en initiatief gekweekt. De jeugd wil met haar vitaliteit, energie en leergierigheid een groot voetballer worden en de trainer alleen kan dit realiseren.
De Basisbewegingen
De wedstrijdsituaties zijn zo veelzijdig en onvoorspelbaar dat hoe meer bewegingen je beheerst, des te beter het is, terwijl je ook veel meer gevarieerder kan trainen en uitleven. Iedere speler moet zich in verschillende basisbewegingen specialiseren, welke hij naar gelang de situatie bij richtingsveranderingen, draaiingen en wendingen met de bal of bij afschermen en vrijspelen, toepast. Naast de competitievormen is de een tegen een situatie (zonder weerstand, de tegenstander mag noch bal of lichaam aanraken) de ideale oefenvorm om met de bal aan de voet spelers op te zoeken, voorbij te dribbelen, bal af te schermen en de juiste wendingen te maken.
De wedstrijdechte bewegingen zijn opgedeeld in basis-, schijn- en passeerbewegingen. Hoewel het moeilijk is ze apart in te delen daar veel basis- en schijnbewegingen in bepaalde situatie ook benut worden om tegenstanders te passeren.vb. Met een stopbeweging en richtingsverandering, de overstap en de bal achter het standbeen terughalen, kan de speler reeds meerdere tegenstanders uitschakelen. Ondanks dat deze ingedeeld worden bij de basis bewegingen kunnen we met een voorafgaande schijnbeweging op de basisbeweging een perfecte passeerbeweging uitvoeren. Jammer genoeg blijkt in werkelijkheid enkel de kapbeweging de meest uitgevoerde passeerbeweging.
Als men later de verschillende bewegingen heeft ingeoefend kan een speler automatisch ontdekken welke beweging voor hem het beste is. Als deze verschillende bewegingen in combinatie worden gezet, kan men spreken over een creatieve speler. Later kan de uitvoeringstijd ingekort worden en de weerstand , door middel van gebruik van tegenstanders en inkorten terrein grootte, opgevoerd worden en behalen de spelers in wedstrijdvormen een optimaal rendement.
De Coerver baltechnieken
NOTA voor de trainers : Ongeacht welke leeftijd de spelers ook hebben, de aanvang om balvaardigheden aan te leren situeert zich tussen de evenwichtfase en de coördinatiefase.
Evenwichtfase
Het kind kan in beweging de bal raken, al dan niet correct. Maar zodra hij baltechnieken zoals, stop, afrol, terug halen enz ... moet aanleren, dan moet de voet omhoog om deze OP de bal te plaatsen. Meestal wordt het been niet hoog genoeg geheven en raakt hij de bal, zodat deze weg rolt. Anderzijds zet hij de voet op de bal (bal nr3) en kan hij het evenwicht niet bewaren.
Coordinatiefase
Deze fase verloopt in drie stappen, waarvan de laatste de moeilijkste is. 1. Aandacht-fase : als het kind zich minder dan 15 min/uur kan concentreren dan moet de trainer de aandacht gepast opeisen en afgeven. Indien de aandacht van het kind afgeleid is mag je opnieuw beginnen. 2. Verwerkingsfase : het voorbeeld van de oefening moet in de hersenen opgenomen worden. Het is sterk aan te raden dat de trainer de oefening traag en frequent demonstreert. 3. Doe-fase : de speler moet de oefening uitvoeren . Deze derde stap is voor sommigen nogal moeilijk. Door met geduld op herhaling (elke training) te wijzen kan de derde stap succesvol worden. De soepelheid en beweeglijkheid van het lichaam speelt ook hierin een belangrijke rol.
Maak jouw eigen website met JouwWeb